————-
——————-
Ik zag een paar van zijn werken en voelde meteen weer het verwijt aan mijzelf: hoe het staat het nou met al die tochten die je zou gaan maken over Russische rivieren en kanalen, door al die sluizen, al dan niet gegraven door dwangarbeiders? Varen langs die verre oevers met huisjes waar rook uit de schoorsteen kringelt, met bossen die, begin september, langzaam geel en rood kleuren. Met mede-passagiers uit de Russische provincie, die naast je staan aan de reling en ook niet per se behoefte hebben aan een gesprek… Nou?
Een paar dagen over de Wolga van Astrachan naar Wolgograd, meer is het nog altijd niet, meneer. Leuk, maar alles bij elkaar toch vrij armzalig. De Lena en de Jenisej liggen vol verwijt te wachten.
Daar moest ik aan denken toen ik de tekeningen zag van Saveli Lapitski. Ze troffen me daarnaast door hun weemoedige stilte; los van een paar dunne, karakterloze figuurtjes is er niemand op te zien. Lapitski (1924-2012) zocht het water op en had daar, zo lijkt het, ook niet per se behoefte aan een gesprek. Daar hoeft niet echt een verklaring voor te zijn, maar wanneer je kijkt naar zijn levensverhaal, denk ik toch dat die er is.
Lapitski ontkomt in de Tweede Wereldoorlog via het Ladogameer uit het belegerde Leningrad, vecht in het Sovjet-leger en ziet als bevrijder de ellende in Duitse concentratiekampen. In 1948 wordt hij opgepakt, omdat hij foute moppen had verteld. Vier gevangenissen ziet hij vanbinnen, vijf jaar zit hij in kampen boven de Poolcirkel. Hij wordt tewerkgesteld aan de spoorlijn Salechard-Igarka, ook wel bekend als de Dodenweg. Hij was tot tien jaar veroordeeld, maar komt dankzij de dood van de Grote Leider eerder vrij. In 1954 wordt zijn vonnis al ongeldig verklaard, in 1959 volgt de volledige rehabilitatie.
——————-
In 1954, hij is dan al weg uit de kampen, maar werkt dan nog wel als gevangene in een fabriek in Krasnojarsk, belanden (nogal uniek) enkele van zijn portretten van medegevangenen op een lokale tentoonstelling. Het duurt nog wel even voordat hij officieel als kunstenaar wordt erkend: in 1967, inmiddels weer teruggekeerd in Leningrad, treedt hij toe tot de Kunstenaarsbond van de USSR.
——————-
In 2001 verschijnt in een bescheiden oplage het Protestalbum (Альбом протеста), met daarin enkele honderden werken (posters, grafisch werk, collages) en herinneringen gewijd aan de Goelag en de Holocaust. Een aantal werken bevindt zich in musea (en eentje in de privé-collectie van oud-president van de VS Jimmy Carter). Gek genoeg heb ik er op internet maar een handjevol van kunnen vinden. Of het representatief is, weet ik niet, maar erg aanspreken doet het me niet.
————————
Ik kijk liever naar zijn stille waterwerken. Zat Lapitsky daar in zijn eentje aan de kant en had hij genoeg aan zichzelf? Had hij niet zo’n behoefte meer aan gezelschap? Van mensen, in wie hij het vertrouwen allang had verloren? Dacht hij: laat mij hier maar? Ik heb nergens een uitspraak van hem over zijn niet-politieke werken kunnen vinden, maar het zou me niet verbazen.
——————
Ik stuitte op één aan Lapitski toegeschreven werk waarbij ik dacht: dit wijkt zo af van de rest, dat kan toch bijna niet van hem zijn? Maar toen zag het jaartal: 1940. Dat was dus voordat hij de twintigste eeuw in volle gewicht over zich heen kreeg.
——————