——————
Het borrelde in die jaren en ik kreeg er weinig van mee, terwijl ik toch regelmatig in de Sovjetunie zat. Ik speelde in de provincie weleens met een bandje, vrienden wezen me er de weg op de zwarte markt, waar elpees van Deep Purple, John Lennon en Billy Joel goud waard waren. In de grote stad, Leningrad, trok ik een paar dagen op met de Magnetic Band, een stel aardige jongens uit Tallinn, die bij hun concerten bang waren voor té veel enthousiasme onder hun publiek – volgende optredens zouden weleens verboden kunnen worden. Het was januari 1982.
Een half jaar eerder, in de zomer van 1981, liep in Leningrad Viktor Tsoj rond, een jonge muzikant met een paar liedjes, op zoek naar aansluiting bij de rockscene. De opwindendste delen van die scene bevonden zich nog ondergronds – buiten mijn blikveld – het bravere deel vond af en toe zijn weg naar de officiële podia. Opwindend en braaf, het kon zich ook verenigen in één persoon, in één band, met een officieel concert ’s avonds, gevolgd door optredens ergens aan huis of in zaaltjes achteraf, waar fans alleen via via van wisten en waar je na afloop niet meer weg kon, omdat de bruggen over de Neva al geopend waren voor de nacht.
Op dat snijvlak van onder- en bovengronds speelt zich de film Leto (Zomer) af van regisseur Kirill Serebrennikov. Het is een film zonder vergezichten, letterlijk en figuurlijk; weidse panorama’s – waar Leningrad zich zo voor leent – ontbreken. Het tijdsbestek is beperkt: slechts een paar zomerse maanden of zelfs maar weken. Plaats van handeling: zaaltjes, podia, kamers en keukens van kommoenalka’s en, tegen het einde van de film, een opnamestudio. Want Tsoj, die mede door een vroege dood zou uitgroeien tot dé rocklegende van de Sovjetunie en Rusland, vÍndt aansluiting bij de rockscene van de stad.
Tsoj (gespeeld door Teo Yoo) wordt bij de hand genomen door Majk Naoemenko (Roman Bilyk), voorman van de band Zoopark. Die heeft dan al een status onder lokale rockliefhebbers waar Tsoj alleen nog maar van kan dromen. Naoemenko herkent het talent van Tsoj, voelt aan dat hij door hem overschaduwd zal worden, ziet ook dat hij zijn vrouw weleens aan hem zou kunnen verliezen – en gunt hem op beide fronten zijn succes. Naoemenko heeft een grote collectie elpees met Westerse pop en rock. Daar haalt hij een deel van zijn inspiratie uit en hij laat er ook Tsoj uit putten. Lou Reed, David Bowie, Iggy Pop … De wijze waarop regisseur Serebrennikov die Westerse muziek in een paar ‘kleine’ straatscènes door Leningrad laat golven, is verrassend en prachtig.
De ontmoeting van de Westerse muziek met Russische muzikanten, die er een eigen weg mee inslaan, is het tweede snijvlak van Leto, al komt dat in de film niet concreet in beeld. Maar je weet als kijker met enige kennis van de muzikant Viktor Tsoj en zijn band Kino dat hij aan het begin staat van die eigen, opwindende weg. Je bent getuige van zijn eerste stappen en voortdurend denk je – ook dankzij het overtuigende acteren van Yoo: daar heb je Tsoj, die later zo beroemd gaat worden! Zo is Leto zwanger van een legendarische toekomst. Wat ik me wel afvraag: wat blijft er over van Leto bij een ‘neutrale’ kijker, die geen weet heeft van Leningrad in de jaren tachtig en die pas dankzij deze film kennismaakt met Tsoj? Ik ben benieuwd naar de reacties van kijkers die minder voeling hebben met het Rusland van toen dan ik.
En wie zich afvraagt wat die soldaten doen die in een van straatscènes links in beeld voorbijkomen met een teiltje in hun hand; die zijn op weg naar een badhuis - of zijn daar net geweest.
Viktor Tsoj kwam in augustus 1990 om het leven bij een auto-ongeluk. Mike Naoemenko overleed in augustus 1991 aan de gevolgen van een hersenbloeding. Kirll Serebrennikov werd nog tijdens de opnames van Leto opgepakt op verdenking van verduistering van overheidssubsidie en onder huisarrest geplaatst. Vorige week werd het huisarrest omgezet in een uitreisverbod.