Vijf Russische vrouwen en één idioot (ik)

—————

De gezonde jongelui op de achtergrond hadden zojuist rondjes gerend rond het Marsveld te Sint-Petersburg. Dat Marsveld is nogal groot, dus het waren nogal grote rondjes. Wat me bij zulke winterse evenementen in de buitenlucht altijd opvalt in Rusland, is de vanzelfsprekendheid waarmee weer en wind worden geaccepteerd. De deelnemers zullen die ochtend niet voor de zekerheid nog even gebeld hebben: gaat het wel door? De mevrouw op de voorgrond liep door m’n beeld en maakte er zo nog een aardige foto van.

Er is heel wat wat kritiek in Sint-Petersburg op de gemeente inzake het sneeuwruimbeleid. Dat laat her en der te wensen over, waardoor binnenplaatsen en trottoirs veranderen in verijsde, moeilijk neembare en af en toe levensgevaarlijke hordes. Maar niet in het centrum! Deze mevrouw had de leiding over een ploegje dat de Bolsjaja Morskaja begaanbaar moest zien te houden. Ze hadden er wel schik in, wat volgens mij te maken had met dat poezenmotief op de Kamaz, waarmee de sneeuw werd afgevoerd. 

Foto? Ja hoor, gaat uw gang! De mevrouw links deed nog speciaal voor mij de klep even open van de ketel, zodat haar maïskolven goed in beeld kwamen. 

Dooi in Sint-Petersburg is helemaal niet erg, als de zon af en toe maar schijnt in de plassen op de Neva. En dat deed de zon, die ook haar rood-oranje haren even meenam. Keken de vrouwen hierboven in de camera, deze deed dat heel nadrukkelijk niet. Maar het maakte niks uit, die zon op het water op het ijs van de Neva maakte het allemaal al mooi genoeg.

Ik zag deze vrouw, moeizaam ter been, aan komen waggelen met haar skistokken. Ze stond even stil voor de sneeuwhoop, wankelde zich erdoor, zette de stokken tegen het graniet en staarde over het dooi-ijs van de Neva. Ik kreeg de indruk dat ze afscheid kwam nemen van haar rivier. Dat ze die ochtend tegen zichzelf had gezegd: je kán het, nog één keer… En dat ze moeizaam met de trolley naar metrostation Elektrosila was gereden en vandaar met de metro, gelukkig zonder overstappen, naar station Gorkovskaja, met dat rare vliegendeschoteldak. Daar was de Neva vlakbij, al was het voor haar, in de snijdende wind met af en toe sneeuw en regen, nog een heel eind. Ze had het gehaald.

Lang stond ze er niet, nog geen vijf minuten. Toen draaide ze zich om en keek naar die sneeuwhoop. Ik schoot toe. Er ontspon zich een korte dialoog:

- Zal ik u even helpen?
- Ga opzij, idioot.

————-