----------------
Ik ben een cocker-spaniel in Chabarovsk. Daar, op het Leninplein, midden in het centrum, jaag ik graag op duiven. Ik vang er nooit eentje, want ik kan er geen hout van.
Nee, dan mijn baasje. Die rijdt op skates en loopt drie op vier.
Er zijn bij ons in Chabarovsk veel toeristen uit China en Japan. Die voeren graag duiven.
Heeft zich rond zo’n Chinees een wolk van duiven verzameld, dan zet mijn baasje even flink aan en snelt eropaf. Op haar skates. Die beesten schrikken zich helemaal te pletter - en die Chinees meestal ook. Wanneer mijn baasje uit de wolk tevoorschijn komt, heeft ze drie van de vier keer een duif in haar hand.
Dan roept ze mij! Ik blaf en spring, want ik denk – elke keer weer! – die is voor mij! Maar nee hoor. Ze gooit hem in de lucht en dan vliegt ie weg. Vlak voor m’n neus.
Soms gaat er weleens wat mis met zo’n duif. Dat er een vleugel kapotgaat of zo. Dan legt mijn baasje hem in een hoge bloempot bij de fontein, tussen de viooltjes. Daar kan ik niet bij. Af en toe gaat ze even kijken of de duif er nog ligt en of de vleugel nog steeds kapot is.
We hebben samen veel plezier. Wat ik alleen niet leuk vind, is dat mijn baasje mij af en toe de fontein induwt. Er liep iemand rond met een fototoestel – duidelijk geen Chinees – maar daar zal die dan wel weer net geen foto van hebben.