-------------------
We hadden een bezoek gebracht aan de mozaïek-werkplaats van de Kunstacademie in Sint-Petersburg (zie mijn eerdere stukje) en nu was de bibliotheek aan de beurt. Ik had graag nog een uurtje langer in die werkplaats willen rondsnuffelen, met z’n rommelige hoekjes, laatjes en vitrines, tussen de medewerkers die met hun hamertjes prachtige tikgeluidjes produceerden. Wat was op deze plek veel moois gemaakt! Alleen al die decoraties voor de Moskouse metro! Ik dacht: als je hier met een bezem één veeg onder een kast doet, haal je zo een paar steentjes tevoorschijn die ooit nog door de grote Vladimir Frolov zijn bewerkt, die toen van zijn werktafel zijn gerold en verder vergeten.
Maar we moesten door, naar de bibliotheek van de Kunstacademie, buitenom, via de hoofdingang aan de Neva. Ik was hier al eens eerder binnengelopen (ik stond ooit op het dak) – wat een leuk gebouw! Smalle, hoge gangen, deuren van lesruimtes met spannende opschriften (“Monumentale Schilderkunst”), onverwachte doorgangen, een gietijzeren trap en een compleet kerkje. En, bij de ingang, een winkeltje met oude boeken. “Egbert, een voetballertje!”, riep een van mijn medecursisten, die op de hoogte was van mijn liefde voor Sovjetvoetballertjes. Veel Russische antiquariaten hebben naast boeken ook een paar planken met porseleinen allerlei, en zo ook hier. Achter glas stond inderdaad een voetballertje. Maar zo eentje had ik nog nooit gezien. Hij was van glas – mijn voorkeur gaat uit naar porselein - en had weinig Sovjets. Maar het was wel een voetballertje. “Komt ie uit de Sovjetunie?” vroeg ik aan de twee verkoopsters, op zoek naar een extra rechtvaardiging voor de aankoop waartoe ik allang had besloten. “Jazeker”, zeiden ze, “maar meer weten we er niet van.” “Als ik terugkom van onze rondleiding, neem ik ‘m mee”, antwoordde ik.
We gingen naar de bibliotheek. Daarvoor moesten we eerst langs de mevrouw van de garderobe. Die was meteen erg uit haar humeur, daar in haar bijna lege domein, want ze vond dat ze weleens ingelicht had mogen worden over de komst van een groep van tien man. Daarna gingen we dus die mooie gangen door, met de trap naar boven, om in de prachtige bibliotheek te belanden – een klein cultuurtempeltje, met statige tafels, folianten achter glas en ontelbaar veel kaartenbakjes die nooit vervangen mogen worden. Er werd ons van alles verteld over de geschiedenis van de bibliotheek, maar daar bleef weinig van hangen bij mij, want ik keek vooral naar dat meubilair.
En opeens was ik erg boos op mezelf. Dom, dom dom! Had daar nou een foto van gemaakt! Van die piratenvlag in de mozaïek-werkplaats! Die hing daar als een soort gordijn om een kantoortje af te scheiden. En nu, in de bibliotheek, herinnerde ik me plots een nieuwsberichtje ergens in de jaren negentig, op de lokale radio, dat “vandalen” op het dak van de Kunstacademie een piratenvlag hadden gehesen. Ik had kort daarvoor op dat dak gestaan, maar met die vlag had ik, eerlijk waar, niets te maken. De medewerkers van de mozaïek-werkplaats misschien wel! Ik kon het ze niet meer vragen, want ik stond nu in de bibliotheek naar die kaartenbakken te kijken.
Toen was de rondleiding voorbij, konden we zonder verdere incidenten onze jassen ophalen en ging ik bij het winkeltje met oude boeken en porselein (en glas) mijn voetballertje halen. Dit is ‘m.
Ik kreeg ‘m heel naar Nederland (geen geringe prestatie) en daar kon ik op onderzoek uit. Wat was dit nou voor beeldje? Wat ik ontdekte, voerde me terug naar 1967, naar een uitwedstrijd van het in opkomst zijnde Ajax. Er was iets groots in de maak met dat elftal, dat voelde je, maar toen, die middag in een Oost-Europees land, ging het op dramatische wijze nog even heel erg mis.
Hier deel 2