(Eerste publicatie op 22-7-2009)
Van de Kluizencommissie (Sejfovaja Komissija), opgericht in 1920, had ik nog nooit gehoord. Ze staat ook niet in het onvolprezen Tolkovyj Slovar Yazyka Sovdepii (een woordenboek van Sovjet-woorden). Waar hield die Kluizencommissie zich mee bezig? Met het openbreken van bankkluizen
De Bolsjewieken waren in 1920 verwikkeld in een burgeroorlog en hadden spullen nodig voor het Rode Leger. Die moesten uit het Westen komen, maar de Russische economie, te gronde gericht door diezelfde Bolsjewieken, produceerde niets meer dat geëxporteerd kon worden. Waarmee moest de import van geweren, kogels, kanonnen, uniformen, laarzen, auto’s, onderdelen, locomotieven, vliegtuigen, verrekijkers, veldkeukens, typemachines, inkt, enz., enz. worden betaald? Met de goudvoorraad van tsaristisch Rusland en kostbaarheden van de burgers.
De Kluizencommissie richtte zich op de bankkluizen. Voor kostbare bezittingen die gewoon bij mensen thuis konden worden weggehaald, was weer een andere organisatie opgericht (met onder anderen schrijver Maksim Gorki in de leiding). De commissie had vijftig man in dienst om de kluizen open te breken en nog eens vijftig voor het vervoer van de buit. Ongeveer duizend kluizen per week werden “gedepersonaliseerd”, zoals de Bolsejwieken dat omschreven. In normale taal: leeggeroofd. Het was ongezond werk: er werd niet meer gestookt, de bankkelders waren vochtig en slecht verlicht, de leden van de commissie werkten met blote handen.
Ik kwam de Kluizencommissie tegen in History’s Greatest Heist van Sean McMeekin. Gedetailleerd beschrijft McMeekin hoe de Bolsjewieken goud en kostbaarheden sleten in het Westen (vooral in Zweden) en zo de strijd konden betalen tegen de Witten en tegen de in opstand gekomen boeren. De Bolsjewieken vergaten daarbij zichzelf niet, een deel van de inkomsten werd besteed aan luxe goederen, terwijl grote delen van het land geplaagd werden door honger.
McMeekin legt de geld- en handelstromen bloot, die liepen via Reval naar Stockholm, Londen en Berlijn. Westerse zakenlui genoeg die zaken wilden doen met het nieuwe regime. Politici zagen hoe bestellingen uit Moskou de eigen industrie ten goede kwamen, en vergaten voor het gemak dat de Bolsjewieken recent nog de schulden van het tsaristisch Rusland aan het Westen landen eenzijdig hadden doorgestreept. Over de gang van zaken aan Russische zijde schrijft McKeekin:
“It is hard to imagine a better program for destroying a country’s wealth than by robbing and murdering its most successful wealth-producers and shipping their riches out of the country. In this way the Russian people were robbed not only of their cultural past, but of their economic future as well.”
(De Zweedse connectie in dit verhaal verklaart misschien de aanwezigheid van veel mooie Zweedse boekenkasten – gemaakt naar Engels voorbeeld – bij hoge Bolsjewieken thuis. Daarover later nog eens meer).