(Eerste publicatie: 20-11-2009)
Ik liet me al eens lovend uit over de Russiche blogger Germanych . Goed gefundeerd en af en toe lekker venijnig keert hij zich tegen de heimwee naar de USSR, het land waar hij opgroeide. Zijn stukjes zijn een mengeling van eigen herinneringen en maatschappelijk-historische beschouwinkjes.
Een tv-programma over Sovjet-liedjes maakt hem bijna onpasselijk. “De communisten castreerden de muzikale wereldcultuur. Zij bepaalden: déze kunst is goed, en dat is bourgeois-rotzooi die het niet waard is om in de USSR gehoord te worden. De Sovjet-liedjescultuur bleef grotendeels steken op het niveau van de jaren dertig”.
Levenslustige debiliteit, zo omschrijft Germanych de sfeer die uit Sovjetliedjes opsteeg. De USSR kende geen problemen, dus waren de muziek en de teksten probleemloos. Wie dit overdreven vindt, moet hier maar even naar kijken, de groep Pesnjary. We schrijven 1976:
Tegenover deze brave niets-aan-de-hand-muziek welde een subcultuur op die gevoed werd door bandrecorderspoelen en cassettebandjes. Er kwamen rockgroepen op, die mateloos populair werden, juist doordat ze geen officiële platen konden uitbrengen. Hun muziek was niet 'probleemloos'. Kijk bijvoorbeeld naar Kino met frontman Viktor Tsoi (een wat latere opname, dat wel), en het is meteen duidelijk: daar viel voor een braaf Sovjet-ensemble niet tegenop te musiceren. De slag om de jeugd was verloren: