-------------------
In uniform aan dek staan van een Nederlandse kruiser en aankomen te Kronstadt, op de rede aldaar begroet worden door Russische marineschepen. De eigen Marinierskapel die het Russische volkslied speelt, een Russisch matrozenorkest dat antwoordt met het Wilhelmus. En dan tijdens een witte nacht via de Neva Leningrad binnenvaren en aanleggen ter hoogte van de Bronzen Ruiter. Dat lijkt me wel wat, maar het zal er wel niet meer van komen.
Deze ontvangst viel de kruiser Hr.Ms. De Zeven Provinciën ten deel, samen met de onderzeebootjagers Hr.Ms. Friesland en Hr.Ms. Zeeland, in juli 1956. Het smaldeel bracht een vriendschapsbezoek aan Leningrad – het eerste bezoek van de Nederlandse marine aan Rusland sinds 1914. Op datzelfde moment bracht een Sovjet-smaldeel, ook bestaande uit een kruiser en twee torbedobootjagers, een bezoek aan Rotterdam.
Werd er over dat Sovjet-bezoek in de Nederlandse pers vanuit verschillende invalshoeken en op verschillende toonhoogten geschreven (zie deel 1), de berichtgeving ter Sovjetzijde over het Nederlandse bezoek aan Leningrad was wat ingetogener. In het tijdschrift Ogonjok komt commandant schout-bij-nacht Goslings aan het woord, die vertelt dat hij niet wist wat hij moest verwachten, maar dat hij getroffen was door de Russische gastvrijheid en dat zulke bezoeken de volken helpen in hun streven naar een vreedzaam samenleven.
Dit filmpje maakt melding van “vriendschappelijke gesprekken die werden aangeknoopt, waar de Hollandse officieren en matrozen ook verschenen.” Over die gesprekken zo meteen meer.
Aan de kade stonden bussen klaar voor excursies. Op het programma stonden onder meer een stadsrondrit, museumbezoek, een dienst in de kerk van de baptistengemeenschap en een bezoek aan het immense Kirov stadion, waar speedwaywedstrijden gaande waren. De Marinierskapel gaf openluchtconcerten, ’s avonds kon er een operette worden bijgewoond.
Een Nederlands filmverslag laat zien hoe groot de belangstelling van de Russen was voor de Nederlanders. “Dikwijls slaagden zij er met grote moeite slechts in zich tussen de honderden door een weg te banen naar de bussen die gereedstonden voor een rondrit door de stad. Er ontstond al snel een geanimeerde ruilhandel in munten en prentbriefkaarten. Studenten traden op als tolken en aldus konden de matrozen contact onderhouden met de bevolking, wier belangstelling voor de Jantjes vaak overrompelend was.”
Dat laatste valt ook te lezen in een verslag in het blad Alle Hens (hier geciteerd) van een van de opvarenden van De Zeven Provinciën: “En zo gebeurde het dan die middag dat inwoners van Leningrad, na eerst wat schuchter naar ons gekeken te hebben, ons gingen benaderen. Aanvankelijk met wat handgeklap, toen met prentbriefkaarten, hartelijk geschreven groeten en sigaretten. Na een paar uur was er op de kade van de Newa geen doorkomen meer aan. Met duizenden en duizenden omringde men ons. Het leek wel voor deze mensen alsof wij van een andere planeet kwamen. Ook voor ons was deze kennismaking zeer bijzonder. Deze Russen met gegroefde gezichten, sjofel gekleed, wel proper en zeker niet ondervoed. "
Er was ook tenminste één Nederlandse tolk aanwezig en aan hem of haar danken we het leukste verslag: “Het mooiste werk als tolk was het zogenaamde koppelen. Op de bezoekdagen der schepen gebeurde het vaak dat er iets uitgelegd werd. Een groepje bezoekers stond dan aandachtig te luisteren, met daartussen een Hollandse Jan, wien het exposé niet erg ter harte ging trouwens. Eén keer tenminste flitste het plotsklaps: 'Ik wil uit vanavond!' zei de Jan, kennelijk een vrijgezel, 'vraagt U het effe?'
'Met wie?'
Met zijn wijsvinger wees hij onderuit en siste me toe 'Déze'.
Voor me stond een argeloos Russinnetje met grote ogen en heel lange wimpers, zoet te luisteren. 'Deze matroos vraagt of u hem vanavond misschien iets van de stad wil laten zien' deed ik dan.
Ze keek opzij, zag haar toekomstige cavalier en zei dan met haar grote wimpers en een heel licht blosje tegen mij 'Já!' - alsof ik de dominee al was. 'Zeven uur!' beet de matroos alweer.
'Zou het zeven uur schikken?' was het mijn beurt. 'Hier tegenover!' haastte de instigator van het plan zich, alsof hij een actie leidde, die onder geen voorwaarde mocht mislukken.
En 's avonds in een park zat daar de vrucht van het werk: een innig stel; waarvan de mannelijke helft ineens op je af kon lopen: 'Helpt u 'ns effe; ik kan ze maar niet uitleggen dat ik om 11 uur naar boord moet!"
Of waarvan de vrouwelijke helft je een kaart in de hand drukte: een complete liefdesbrief, ter vertaling. Als je dat dan voorlas stond het paar met vochtige ogen te kijken en de matroos zei dan: 'Zegt u maar dat ik het precies zó voel.' “
-------------
Drie maanden later vielen troepen van het Warschaupact Hongarije binnen. Vriendschappelijke marine-bezoeken zaten er voorlopig niet meer in.
Deel 1.